Frans Nols
Franciscus, Gerardus, Willem (Frans) Nols (Heerlen, 1921-Amsterdam, 1972) schilder, monumentaal kunstenaar (glazenier, muurschilder), graficus, docent. Veelzijdig kunstenaar met vrij beperkt oeuvre. Zoon van decoratie- en kunstschilder Arthur Nols (Aken, 1895-Kerkrade, 1966).
Vader Arthur had een privé-opleiding genoten aan de Kunstgewerbeschule in Aken. Het welgestelde, artistieke gezin Nols (twee zonen en twee dochters) bewoonde een villa aan de Heerlenersteenweg in Kerkrade. Hij begon zijn loopbaan als huis- en decoratieschilder, maar al snel kreeg de getalenteerde Arthur opdrachten voor (muur)schilderingen in openbare gebouwen, kerken (o.a. de muurschildering “H. Familie” in de kerk van Terwinselen) en de kantoren van de Staatsmijnen. Zijn werk in opdracht had voornamelijk folkloristische, historische en religieuze thema’s als onderwerp, zijn vrije werk het Limburgse landschap en stillevens. Hij was een van de oprichters in 1933 van de Kerkraadse Kunstkring, een vereniging voor regionale kunstenaars en kunstliefhebbbers.
Zoon Frans was de enige van de kinderen Nols die de liefde voor het kunstenaarschap van zijn vader overnam. Al op jonge leeftijd werd hij lid van de Kerkraadse Kunstkring. Hij studeerde van 1941 tot 1944 aan de Middelbare Kunstnijverheidsschool in Maastricht (thans Maastricht Institute of Arts, onderdeel van Zuyd Hogeschool). Hij volgde lessen in onder meer beeldhouwen, tekenen en kunstgeschiedenis en maakte daar kennis met medestudenten als Pieter Defesche, Jef Diederen en Ger Lataster. Belangrijk voor zijn verdere ontwikkeling was de kennismaking met het werk van postimpressionisten, expressionisten en kubisten zoals Cézanne, Gauguin, van Gogh en Picasso.
In 1947 zette hij zijn opleiding voort aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij was niet de enige van zijn medestudenten die richting Amsterdam trokken. Op de Academie kreeg hij les van o.a. de Duitse schilder en glas-in-loodkunstenaar Heinrich Campendonk (1889-1957). Campendonk was benoemd tot hoogleraar monumentale kunsten. Een belangrijke kunstrichting tijdens de naoorlogse wederopbouwjaren. Wat de monumentale kunst betreft was hij van mening dat gevoelens te persoonlijk waren om op een wand te uiten. “Op de muur wordt niet gelachen en niet gehuild”. Deze kunst hoorde in dienst te staan van de architectuur. Campendonk heeft grote invloed gehad op de artistieke ontwikkeling van Frans Nols.
Na zijn afstuderen in 1950 bleef hij met zijn echtgenote, de eveneens uit Kerkrade afkomstige Miets Vinders, in Amsterdam wonen. Het echtpaar kreeg één zoon. Arthur, geboren in 1951.
Wel ging het gezin Nols in de lente- en zomermaanden regelmatig terug naar Kerkrade, waar Frans , evenals zijn collega-kunstenaars Marianne van der Heijden en Jef Dieteren, in kasteel Erenstein een atelier had. Tijdens zijn verblijf in Kerkrade tekende en schilderde hij het landschap van zijn geboortestreek, waarbij hij vooral het industrielandschap van de mijnbouw vastlegde. Ook bleef hij actief lid van de Kerkraadse Kunstkring. Samen met vader Arthur exposeerde hij op enkele tentoonstellingen.
Frans Nols wordt gerekend tot de “Amsterdamse Limburgers”. Een groep jonge Limburgse kunstenaars, onder wie Pieter Defesche, Jef Dieteren, Ger Lataster, Lei Molin en Marianne van der Heijden, die tijdens de oorlog en in de naoorlogse jaren naar Amsterdam trokken, omdat volgens hen door de conservatieve burgerlijke en kerkelijke autoriteiten in Limburg de vernieuwing in de kunst werd tegengehouden en dat op de Maastrichtse kunstopleidingen vooral werd voortgegaan op de traditionele, romantisch-impressionistische schilderstijl van de “Limburgse school” uit de eerste helft van de 20ste eeuw (Henri Jonas, Charles Eyck).
Ze vormden een nieuwe generatie kunstenaars die de vrijheid en expressie in het schilderen terugbrachten. Hun werk werd ondersteund door de vooruitstrevende directeuren an het Stedelijk Museum in Amsterdam Willem Sandberg en Edy de Wilde. Zij organiseerden diverse exposities met hum werk. Bekend is de grootschalige groepstentoonstelling “Amsterdamse schilders van nu” in 1948 waaraan ook Frans Nols deelnam. De Amsterdamse Limburgers vormden overigens geen collectief. Aanvankelijk hanteerden ze nog een gelijksoortige stijl, sterk beïnvloed door de Franse Modernen, maar al snel ontwikkelde ieder zijn eigen stijl en ging zijn eigen weg.
Vanaf eind jaren 50 tot 1962 doceerde hij schilderkunst aan de Katholieke Leergangen in Tilburg. Daarna tot 1968 had hij een aanstelling als professor in de schilderkunst aan de Jan van Eyck Academie te Maastricht.