Mariarade, Hart van Jezuskerk

De kerk

Mariarade, H. Hart van Jezuskerk

De kerk
De H. Hart van Jezuskerk met klooster , gelegen in de Hoensbroekse wijk Mariarade (thans gemeente Heerlen), is gebouwd in 1961-62 naar een ontwerp van architect Harry Koene (Sint Pieter, 1908-Maastricht, 1995). De kerk werd gebouwd met een klein klooster voor de Franciscaanse Minderbroeders Conventuelen. De sacristie vormt de verbinding tussen kerk en klooster. Het is een moderne zaalkerk, in de breedte opgetrokken met een betonskelet dat bekleed is met rode baksteen, de binnenmuren met gele baksteen. Met een hoog opgetrokken voorportaal, waarin zich de hoofdingang bevindt, met aan de voorkant vier betonnen pijlers die het lessenaarsdak aflopend naar het schip, steunen. Het schip heeft een lessenaarsdak dat richting het koor omhoog loopt. De koorpartij is een tegenhanger van het voorportaal. In totaliteit heeft de kerk een kruisvormig grondplan. Lengte-as van noordoost naar zuidwest (= priesterkoor). De kerk heeft een crypte die gebruikt werd als dagkapel. Links van de hoofdingang staat een vrijstaande, ranke campanile van baksteen.
Zowel links als rechts van het voorportaal twee grote raampartijen gemaakt van claustra’s, de openingen gevuld met blank glas. In beide zijgevels van het schip een grote vensterpartij geleed door smalle betonpijlers. De vensters lopen van maaiveld tot aan de daklijst. In de zijgevels van het priesterkoor eveneens een grote, hoge vensterpartij analoog aan die van het schip maar minder breed. In 1991 werd groot onderhoud uitgevoerd.
Aan de eredienst onttrokken in 2015.
Dichtstbijzijnde kolenmijn: de Staatsmijn Emma, productieperiode 1911-1973.

Kloosterkolonie en Mariarade
Het gebied wat nu de wijk Mariarade is, was tot eind 19e eeuw een vrijwel onbewoond agrarisch gebied met een paar onverharde landwegen en voetpaden, gelegen tussen Hoensbroek en Amstenrade. Het gebied had toen de naam Kouvenrade.
In 1911 werd de Staatsmijn Emma in Hoensbroek in bedrijf genomen. Voor de vele nieuwe inwoners, van heinde en verre toegestroomd, aangetrokken door werk in de kolenmijn(en) werden mijnwerkerskolonieën in de nabijheid van de mijnbedrijven gebouwd. Zo ook in Hoensbroek.
Door de woningbouwvereniging Hoensbroek (opgericht 1912) werden met ondersteuning van “Ons Limburg” rondom het huidige Emmaplein/Emmastraat in 1914-15 achtenzestig sociale woningen gebouwd. “Ons Limburg” was geen woningbouwvereniging, maar een centraal dienstverlenend orgaan voor aangesloten woningbouwverenigingen. Mede opgericht op initiatief van dr. Henri Poels in 1911.
Een jaar eerder (1913) was door woningbouwvereniging Hoensbroek iets ten zuiden van het centrum de mijnwerkerskolonie “de Slak/de Eerste Stap met 100 woningen gebouwd. “De Slak” was het eerste woningbouwproject voor “Ons Limburg” en de eerste mijnwerkerswijk ten behoeve van de Staatsmijnen. Beide woonwijken voor de mijnwerkers waren ontworpen door architect Jan Stuyt (1868-1934). Bij het ontwerp voor de woonwijken heeft hij enkele ideeën van de tuinstad-gedachte kunnen realiseren. Stuyt was als bouwkundige in dienst van “Ons Limburg”, daarnaast had hij in Heerlen zijn eigen architectenbureau.
Nog voordat de eerste woningen werden opgeleverd, was voor franciscaanse Minderbroeders Conventuelen een bescheiden klooster met een kleine kerk gebouwd, eveneens naar ontwerp van Jan Stuyt. De paters waren aangetrokken voor de zielzorg van de toekomstige wijkbewoners, en aanvankelijk ook voor de mensen in de wijk Treebeek. De nieuwe wijk kreeg in de volksmond de naam “Kloosterkolonie”. De kloosterkerk met de naam H.Hart van Jezuskerk was gelegen langs de Emmastraat aan de kop van het Emmaplein, dat toen nog Wilhelminaplein heette. De kerk was in feite een hulpkerk van de Hoensbroekse Sint Jan-parochiekerk, waar Jan Röselaers jarenlang van 1911 tot 1939 pastoor is geweest. Mede op initiatief van de pastoor werd woningbouwvereniging Hoensbroek opgericht. Tussen 1939 en 1942 werd de kerk uitgebouwd tot een volwaardig kerkgebouw: er werd onder meer een kerktoren toegevoegd en de voorgevel vernieuwd. Pas in 1947 werd de Kloosterkolonie-parochie verheven tot rectoraat, met een eigen kerkbestuur en met een kerk waar naast kerkdiensten ook trouwen, dopen en begraven is toegestaan.
In 1929 bouwden de paters samen met vrijwilligers een Lourdesgrot in het noordelijk deel van de wijk. Al snel werd de grot een populair Maria-bedevaartsoord, dat tot de jaren 50 druk werd bezocht. De Kloosterkolonie werd bekend onder de naam “Mariarade”. Vanaf 1949 werd Mariarade ook de officiële naam voor de mijnwerkerskolonie.
De woningen van de Kloosterkolonie zijn gebouwd tijdens de Eerste Wereldoorlog toen bouwmaterialen schaars en duur waren, waardoor niet altijd de meest geschikte materialen gebruikt konden worden en de huren relatief hoog waren. Het gevolg hiervan is dat veel van de woningen die in die tijd gebouwd zijn al gesloopt zijn en dat veel van de oorspronkelijke materialen en woningdetails verloren zijn gegaan.
Uitbreiding en verdere ontwikkeling van de Kloosterkolonie werd door pastoor Röselaers die bij woningbouwvereniging Hoensbroek de lakens uitdeelde, tegengehouden, waardoor de kolonie ook door zijn geïsoleerde ligging tot begin jaren 50 een kleine gemeenschap van amper 100 gezinnen bleef.
Pas na het emeritaat van Röselaers (1939) kon na WO II de wijk met grootschalige bouwprojecten fors uitgebreid worden. De wijk, nu Mariarade geheten, groeide stormachtig van amper 100 gezinnen in 1950 naar ruim 4000 bewoners in 1980, de grootste wijk van Hoensbroek.  In de jaren 50-60 was Mariarade een welvarende arbeiderswijk met een bloeiend verenigingsleven. Na de mijnsluiting aan verpaupering onderhevig. Een aantal bassisvoorzieningen op sociaal-economisch gebied zijn sindsdien weggevallen.
Het te klein geworden en door mijnschade zwaar aangetaste kloosterkerkje werd in 1962 vervangen door een nieuwe, grotere (te grote) parochiekerk annex klooster van architect Harry Koene. De kerk werd gebouwd langs de Randweg naast de Lourdesgrot. Zodoende ontstond in Mariarade een bijzonder religieus ensemble bestaande uit de H. Hart van Jezuskerk met sacristie plus klooster/pastorie, de vrijstaande campanile, de achter de kerk liggende Lourdesgrot met reliëfs van Eugène Quanjel, voorstellende de 7 vreugden van Maria, en de begraafplaats.
Het oude klooster met kerkje uit 1915 werd in 1964 afgebroken.
De nieuwe Hart van Jezuskerk is in 2015 aan de eredienst onttrokken.

Bronnen:
Website Kerkgebouwen in Limburg
Website www.glasmalerei-ev-web.de  van Forschungsstelle Glasmalerei des 20. Jh e.V. (Limburg, Hoensbroek-Mariarade)
Website Rijckheyt, Centrum voor regionale geschiedenis
Website Open monumentendag Heerlen
Website Historisch Mariarade
https://nl.wikipedia.org/wiki/mariarade
Hein Giesen en Hein Bisschops, Mariarade 100 jaar, van Kloosterkolonie tot Mariarade (2015)

De ramen

De ramen
Beide enorme ramen (ca. 80m²) in glasappliqué in de zijgevels van het schip zijn gemaakt van gekleurd antiekglas, met speciale glaslijm tussen twee heldere glasplaten aangebracht. De glaswand is verticaal opgedeeld door smalle betonnen pijlers. Uitgebeeld zijn typisch Franciscaanse thema’s. In de zuidgevel het Zonnelied van Franciscus met veel helder geel, in de noordgevel met veel blauw het preken van Antonius van Padua voor de vissen.
In de beide ramen van het priesterkoor, minder breed dan die van het schip, geen specifiek thema. Het zijn decoratieve ramen met motieven uit de natuur, aan de zuidkant weer veel geel, aan de noordkant blauw en mauve.
De glasappliquéramen zijn van Eugène Quanjel, geplaatst in 1967.
De ramen dragen in belangrijke mate bij aan de sfeer en monumentaliteit van het kerkgebouw.

Positie 1, zuidelijke zijgevel schip, enorm groot glasappliqué, Eugène Quanjel, het Zonnelied van H. Franciscus, 1967

Tekst rechtsboven:  “Wees geloofd mijn heer in al uw werken”

 

 

Positie 2, zuidelijke zijgevel priesterkoor, glasappliqué, flora, decoratief, Eugène Quanjel, 1967 (of 1964?)

 

 

 

 

 

 

Positie 3, noordelijke zijgevel priesterkoor, glasappliqué, flora en fauna, decoratief, Eugène Quanjel, 1967 (of 1964?)

 

Positie4, noordelijke zijgevel schip, enorm groot glasappliqué, Eugène Quanjel, 1967,

Antonius van Padua preekt voor de vissen, tekst  links boven: “Vissen luisteren naar Gods woord, dat de gelovigen niet willen horen”

contact

Wilt u meer informatie, heeft u vragen of heeft u zelf meer informatie? Laat uw gegevens achter en ik neem zo spoedig mogelijk contact op.

Uw gegevens worden niet opgeslagen op deze website maar uitsluitend gebruikt om contact op te nemen.