Rolduc, Abdijkerk

De kerk

Rolduc, Abdijkerk

De middeleeuwse, romaanse abdijkerk, behorende bij het kloostercomplex Rolduc van de voormalige Augustijner koorheren, is gelegen in de gemeente Kerkrade op een plateau boven het dal van het riviertje de Worm, nabij het Duitse Herzogenrath en is gewijd aan de maagd Maria en de aartsengel Gabriël.
Het is een driebeukige kruisbasiliek met een transept en twee pseudotransepten, een klaverbladvormig priesterkoor en een driedelig westfront met een hogere centrale toren. Onder het koor bevindt zich een eveneens klaverbladvormige, romaanse crypte.
Opgetrokken in breuksteen voor metselwerk, en in Nievelsteiner-zandsteen voor stenen elementen zoals bogen, zuilen, pilaren, kapitelen en fundamenten. Georiënteerd. De plafonds bestaan uit ton- en kruisgewelven.
Het huidige consistente romaanse karakter van de abdijkerk is het resultaat van een langdurige reconstructie en restauratie tussen 1853 en 1908 door architect Pierre (P.J.H.) Cuypers (1827-1921), vanaf 1890 ook samen met zoon Joseph Cuypers (1861-1949). Joseph Cuypers heeft in 1930-31 samen met diens zoon Pierre jr. (P.J.J.M.) het westelijk gedeelte van het kerkgebouw uiteindelijk ook in romaanse stijl uitgebreid gerestaureerd. De muur- en gewelfschilderingen zijn door de Duitse kerkschilder Matthias Goebbels, tevens kanunnik aan de Domkerk te Aken, tussen 1895 en 1904 aangebracht. De muurschilderingen tonen voornamelijk taferelen uit het Nieuwe Testament, de gewelfschilderingen symboliseren de verheerlijking van Maria. De gewelven van de crypte heeft Goebbels beschilderd met onder meer scènes uit de ontstaansgeschiedenis van de abdij en illustraties uit de geloofsbelijdenis.
De kapitelen, schachten en basementen van de tien romaanse zuilen in het oostelijk, oudste deel van de crypte zijn alle verschillend gedecoreerd.

Korte (bouw)geschiedenis
De “Annales Rodenses”, een middeleeuwse kroniek uit de 12de eeuw waarvan de auteur onbekend is, en het vervolg onder de titel “Continuatio Annalium Rodensium” geschreven rond 1700 door abt Nikolaus Heyendaal, geven een vrij nauwkeurig verslag van de stichting en de verdere geschiedenis van de abdij kloosterrade/klosterrath/Klosterrode. In de 18de eeuw werd steeds meer de naam Rolduc gebruikt, naar het Franse Rode-le-Duc voor het naburige Herzogenrath.
In 1104 bouwde Ailbertus van Antoing, een jonge priester uit Doornik, met zijn beide broers een eenvoudig onderkomen en een houten kapel op een stuk grond, beschikbaar gesteld door graaf Adalbert von Saffenberg tevens eigenaar van de burcht van Herzogenrath/Hertogenrode. Door de komst van een rijke edelman die al zijn bezittingen aan de kleine gemeenschap schonk, kon al snel met de bouw van de toekomstige stenen kloosterkerk worden begonnen. Allereerst werd de stenen crypte (het voorste gedeelte van de huidige crypte) ingewijd (1108).
Na het vertrek van stichter Ailbertus (1111) als gevolg van onenigheid over de te volgen richting groeide de kleine gemeenschap snel uit tot een klooster van Augustijner Koorheren, levend volgens de strenge kloosterregels van Augustinus. Vanaf het midden van de 12de eeuw tot ver in de 13de eeuw beleefde de abdij een periode van grote bloei. Na een lange bouwonderbreking kon ook het westelijke deel van de kerk gebouwd worden en werd de kerk in 1209 ingewijd. In latere eeuwen werd het romaanse karakter ernstig aangetast, onder meer door de bouw van een laatgotisch koor en een machtige barokke toren naast het koor aan de zuidzijde. In de loop der eeuwen kreeg het klooster steeds weer te maken met nieuwe heersers, waardoor de abdij in de 14de, 15de en 16de eeuw langdurig in verval was. Vooral tijdens de Reformatie en de 80-jarige oorlog leed de abdij grote schade. Eind 17de eeuw begon weer een periode van voorspoed. In de 18de eeuw had de abdij rijke inkomsten uit de winning van steenkool. Met de opbrengsten kon onder abt Fabritius naar een ontwerp van architect Moretti uit Aken de oostvleugel met de bekende rococobibliotheek gebouwd worden.
Na de inval van de Fransen werd het klooster in 1796 gesaeculariseerd, geconfisqueerd en opgeheven. Met de van de Fransen gekregen schadevergoeding konden de koorheren de kloostergebouwen weer terugkopen. Het complex bleef nog 35 jaar leegstaan. Vanaf 1831 was de priesteropleiding van het bisdom Luik in Rolduc gevestigd. Het gebouwencomplex werd in 1843 overgenomen door het bisdom Roermond. Rolduc ontwikkelde zich nu tot een gerenommeerd opleidingsinstituut voor jongens uit vooral de gegoede katholieke burgerij, met niet alleen een klein-seminarie en philosophicum, maar ook een normaalschool/kweekschool voor de opleiding tot onderwijzer (tot 1892) en een open internaat met gymnasium en vanaf 1872 tevens met een HBS-opleiding (de eerste katholieke HBS van Nederland).  Dit zgn. derde Rolduc duurde tot 1946. Door veranderende tijden en de saecularisering van de maatschappij na WO II ging de belangstelling voor internaat en priesteropleiding alleen maar achteruit en werd er in 1971 een punt achter gezet. Onder leiding van Jos Stassen (de redder van Rolduc) werd vanaf 1971 het complex ingrijpend gerestaureerd (mijnschade) en omgezet in een multifunctioneel centrum met onder meer een hotel met conferentiecentrum, praktijkruimtes en grootseminarie.
Naast de vele jaren durende restauratie en reconstructie van de abdijkerk door vader en zoon Cuypers werd door Joseph Cuypers samen met zijn zoon Pierre jr. in de zuidoosthoek een nieuw theater (Aula maior) gebouwd (1935). Haaks op de uiteinden van de oost/Fabritius/Morettivleugel heeft architect Jan Stuyt de seminarievleugels gebouwd (1924-’26).

Dichtstbijzijnde kolenmijn: de Domaniale Mijn, productieperiode 1815-1969.
Rijksmonument nr 513725 (Rolduc complex incl abdijkerk)
Abdij Rolduc behoort tot de top 100 van de Nederlandse monumenten zoals vastgelegd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)

Bronnen:

Website Kerkgebouwen in Limburg/Rolduc
Klaus Hardering, Abdij Rolduc in Kerkrade, Rheinische Kunststätten Heft 567a (Köln, 2019)
L. Schoonbrood, Rolduc Kurzführer (Kerkrade, 2008)

Steenkolenwinning in het Land van Rode
Het dal van het riviertje de Worm (die Wurm) behoort tot een van de oudste steenkolengebieden van Europa. Reeds de Romeinen gebruikten steenkool uit het Wormdal voor verwarming.
Tot begin 17de eeuw werd de steenkool op eenvoudige wijze gewonnen, van mijnbouw was nog geen sprake: men groef in de dalwand van de Worm min of meer horizontale gangen. Gestutte galerijgangen, ook wel Stollen genaamd.
Omdat de winning boven het niveau van de Worm plaatsvond, was waterafvoer, meestal door middel van afvoerkanalen, nog geen probleem. Deze vorm van kolenwinning was bijzonder arbeidsintensief en kon alleen door een groep (Köhler-Gesellschaft) van samenwerkende, individuele kolengravers (Köhler) verricht worden. Eind 16de eeuw waren de mogelijkheden voor de horizontale kolenwinning vrijwel uitgeput en moest men overstappen op de verticale mijnbouw tot onder het niveau van de Worm. Het grootste probleem werd nu het drooghouden van de mijn. Voor de waterafvoer waren pompen nodig: handpompen, rosmolens of waterrad. De exploitatie van de verticale mijnen (schachtbouw, waterafvoer, luchtverversing, veiligheid, afvoer van kolen) ging de technische kennis en het financiële vermogen van de Gesellschaften te boven. De Gesellschaften sloten zich aaneen tot Sociëteiten, waarbinnen de kapitaalkrachtige leden op den duur gingen domineren.
Anders dan in de omringende landen was de eigenaar van de bovengrond ook eigenaar van de steenkool in de ondergrond. De landsheer was dus niet de eigenaar van de steenkool. De grondbezitter kon zijn ontginningsrecht (Kohlgerechtigheyt) wel verpanden aan een exploitant tegen een afgesproken vergoeding in geld of in natura (erfpenning). De zesde penning bijvoorbeeld wil dan zeggen 1/6 deel van de gedolven kolen. Bij verkoop van zijn grond had de grondeigenaar tevens het recht de Kohlgerechtigheyt te behouden.
Als grootste grondbezitter ( bijna 1000 ha) nam Abdij Kloosterrade/Rolduc een centrale positie in bij de kolenwinning in het Land van Rode, zonder zelf daadwerkelijk als exploitant op te treden. De inkomsten uit de verpande ontginningsrechten kon de abdij in de 16de/17de eeuw goed gebruiken, aangezien het klooster tijdens de 80-jarige Oorlog grote schade had geleden. In de loop van de 17de eeuw brachten de erfpenningen steeds minder op als gevolg van de toenemende exploitatiekosten van de “kolenmijnen” en het op grote schaal frauderen door de exploitanten die ten onrechte extra kosten in rekening brachten.
Redenen voor de Abdij om vanaf 1742 zelf de steenkool te ontginnen en de pachtovereenkomsten met de vijf Köhler-Sociëteiten die toen werkzaam waren op grond van de Abdij te beëindigen. Het besluit kwam op het juiste moment. Steenkool werd steeds waardevoller. Voor verwarming van woningen en gebouwen nam steenkool steeds vaker de plaats in van het schaarse en dure hout (ontbossing). Ook voor de beginnende industriële revolutie was op grote schaal steenkool nodig ( stoommachines). Als ondernemer moest de Abdij nu kapitaal en kennis verschaffen voor de exploitatie van de mijnen. Voor de productie had zij betaalde arbeiders in dienst. In 1775 bedroeg het aantal arbeiders ca. 360, onder wie vrouwen en kinderen die sleperswerkzaamheden verrichtten. Door de hoge investeringen die de eerste jaren nodig waren voor de modernisering van het “mijnbedrijf” , onder meer voor de aanschaf van twee waterkrachtpompinstallaties ging de onderneming pas vanaf rond 1775 winst maken. Door de betere technische voorzieningen nam de productie van kolen aanzienlijk toe en daarmee de winstgevendheid. Om de grotere kolenproductie snel naar de (nieuwe) afnemers te kunnen vervoeren legde de Abdij op eigen kosten twee straatwegen aan: een naar het noorden naar Ubach, en een vanaf Holz (Kerkrade) naar het westen, bij de Locht aansluitend op de weg Maastricht-Heerlen-Aken. De Kerkrader- en Heerlenersteenweg herinneren er nog aan. De Abdij verkreeg het recht op deze transportwegen tol te heffen.
In combinatie met een verbeterd landbouwbeleid op de landerijen van Rolduc werd Kloosterrade een rijke en economisch machtige Abdij die in brede kring afgunst en misnoegen wekte. Dit kwam in 1784 tot uitbarsting toen als gevolg van een mislukte graanoogst de prijzen sterk stegen en het volk wilde optrekken naar Rolduc om de Abdij te plunderen, wat op het laatste moment niet doorging. De komst van de Fransen in 1794 werd door de bevolking dan ook verwelkomd en zelfs als een bevrijding ervaren.
Door de Fransen werden de kloosters opgeheven en hield Abdij Kloosterrade/Rolduc op te bestaan. De abdijgoederen waaronder de vijf kolenmijntjes werden genationaliseerd en onder beheer van de staat gebracht (19 juli 1796). Ook de ontginningsrechten gingen naar de staat. De voormalige abdijmijnen heetten nu “Mines Domaniales”. Na de nederlaag van Napoleon in de Slag bij Waterloo en door de afspraken gemaakt op het Congres van Wenen (1815) kwamen de Abdij Kloosterrade/Rolduc en een groot deel van het Land van Rode in het nieuw gevormde Koninkrijk der Nederlanden te liggen. De Nederlandse Staat werd de nieuwe eigenaar van de voormalige Franse “Mines Domaniales” en noemde de mijn “Domaniale Steenkolenmijnen”. De eerste Nederlandse Staatsmijn. De Domaniale werd in 1845 in pacht gegeven aan de Aken-Maastrichtse Spoorwegmaatschappij. Nederlands oudste mijn werd gesloten in 1969.

Bronnen:
Ir. C.E.P.M. Raedts, De Opkomst, de Ontwikkeling en de Neergang van de Steenkolenmijnbouw in Limburg (Assen, 1974)
Dhr. Levels, Cultuur en Geschiedenis in de Mijnbouw, Bestuur Supportersclub Wilskracht RKSV Lindenheuvel (Geleen, 1984)
Weet je nog, Koempel? De Mijnen in Limburg, nr 5, Het eerste Begin (Zwolle, 2004)

De Ramen

De romaanse kerk heeft rondboogvensters, voor een groot deel beglaasd met decoratieve glas-in-loodramen (atelierontwerp) , waarvan de maker onbekend is. Geplaatst rond 1900.
Door de geringe lichtdoorval zijn de figuratieve ramen in het algemeen te donker om ze goed te kunnen fotograferen. Voor betere weergaven zie de website ‘glasmalerei-ev-web.de’.

Koorramen
In de hoge koorvensters (400x90cm) figuratieve glas-in-loodramen met drie ronde medaillons in elk raam, vervaardigd door atelier Frans Nicolas & Zn te Roermond naar ontwerpen van Pierre Cuypers/Kunstwerkplaatsen Cuypers & Co.
Hoofdapsis: de drie centrale ramen zijn geplaatst in 1893, de twee zijramen in 1903. Ze tonen scènes uit het leven van Maria.
Noordelijke apsis: drie ramen uit 1900, met scènes uit het leven van Maria en afbeeldingen van heiligen en engelen.
Zuidelijke apsis: twee ramen uit 1904, met scènes uit het leven van Maria, Jozef en Ailbertus van Antoing.
Transeptramen
In de vier rondboogvensters ramen uit 1929, met afbeeldingen van de vier Evangelisten, vervaardigd door René Smeets naar ontwerp van Jean Adams.
Ramen in de westgevel
De vier rondboogvensters hebben ramen uit 1931 met afbeeldingen van heiligen, vervaardigd door Kunstwerkplaatsen Cuypers & Co naar ontwerp van Clementine Alberdingk die werkzaam was bij Kunstwerkplaatsen.

Crypte
Vrij kleine rondboogvensters beglaasd met voornamelijk decoratieve glas-in-loodramen (atelierontwerp). Maker onbekend, geplaatst rond 1900.
Alleen in de hoofdapsis drie figuratieve ramen uit 1898. Elk raam heft twee ronde medaillons met kleine schilderachtige taferelen van heiligen die een bijzondere relatie met de Abdijkerk hebben.
Uitgevoerd door Nathaniel Westlake uit Londen naar ontwerp van Pierre Cuypers/Kunstwerkplaatsen Cuypers & Co

Bronnen:
Website www.glasmalerei-ev-web.de van Forschungsstelle Glasmalerei des 20.Jh./Limburg/Kerkrade-Rolduc
Klaus Hardering, Abdij Rolduc in Kerkrade, Rheinische Kunststätten Heft 567a (Köln, 2019)
Gerda Tonnaer, Het Geheime Licht, De Glas-in-loodramen van Rolduc/Das Geheime Licht, Die Bleiglasfenster von Rolduc (Kerkrade, 2006)

De ramen

Koor

Ontwerp Pierre Cuypers/Kunstwerkplaatsen Cuypers & Co, uitvoering atelier Frans Nicolas & Zn
De duiding van de scènes in de koorramen is gebaseerd op de beschrijvingen van Gerda Tonnaer in haar boekje “Het geheime Licht, de glas-in-loodramen van Rolduc “.

Hoofdapsis/middenapsis, positie 16 t/m 20, van boven naar beneden:

Positie 16 (1903) Pinksteren/Voorspelling Simeon aan Maria/Annunciatie-Maria Boodschap

Positie 17 (1893) Maria op haar sterfbed-Dormitio/ Vlucht naar Egypte/ Visitatie-bezoek Elisabeth aan Maria

Positie 18 (1893) Kroning van Maria/Jezus aan het kruis/Geboorte van Jezus (niet zichtbaar op foto)

 

Positie 19 (1893) Hemelvaart van Maria/Bruiloft te Kana/Heilige Familie (Maria, Jozef, Jezus)

Positie 20 (1903) Pinksteren-Nederdaling van H. Geest/12-jarige Jezus in de tempel/Drie Koningen-de Wijzen uit het oosten

 

 

Noordapsis, pos. 13, 14, 15, van boven naar beneden

 

Positie 13 (1900) H. Dympha/H. Nicolaas van Myra (in vierkant)/ Anna, moeder van Maria/ Johannes de Doper (in vierkant)/H. Augustinus, bisschop van Hippo

Positie 14 (1900) Ontmoeting Joachim en Anna bij Gouden Poort/ Verschijning H. Maagd aan St. Bernardus v Clairvaux (in vierkant)/Geboorte van Maria/Dominicus, ontvangt rozenkrans van Maria (in vierkant)/ Tempelgang van Maria (3 jaar)

Positie 15 (1900) Maria als apocalyptische vrouw/Engel met jaartal- 1854 (in vierkant)/Maria verschijnt aan Bernadette in Lourdes/Engel met jaartal-1904 (in vierkant)/Oprichting vereniging “Voor Eer en Deugd”

 

 

 

Zuidapsis, pos. 21 en 22, van boven naar beneden

 

Positie 21 (1904) Drie-eenheid/Engel met jaartal-1104 (in vierkant)/Ailbertus, stichter van Rolduc/ Engel met jaartal-1904 (in vierkant)/ Viering van 8ste eeuwfeest, met wapenschilden

Positie 22 (1904) Huwelijk van Maria/Maria van Lourdes (in vierkant)/Uitverkiezing van Jozef/H. Hart van Jezus (in vierkant)/Sterfbed van Jozef

 

Transept

 

Ontwerp Jean Adams, uitvoering René Smeets , 1929

Noordertransept, positie 23 en 24

Positie 23,  Johannes de Evangelist

 

Positie 24, Mattheus

 

 

Zuidertransept, positie 25 en 26

Positie 25, Marcus

 

Positie 26, Lucas

 

Westgevel

Ontwerp en uitvoering Clementine Alberingk en Kunstwerkplaatsen Cuypers & Co, 1931
Positie 27 t/m 30

Positie 27 Koning David

 

Positie 28 Paus Gregorius de Grote

 

Positie 29 H. Barbara , patrones van de mijnwerkers

 

Positie 30 H. Caecilia, patrones van de muziek

 

 

 

Decoratieve glas-in-loodramen, maker onbekend, rond 1900

Enkele voorbeelden

 

 

 

Crypte

Crypte, hoofdapsis

Positie 4, 5, en 6
Ontwerp Pierre Cuypers/Kunstwerkplaatsen Cuypers & Co, uitvoering Nathaniel Westlake te Londen (1898)

Positie 4 (1898)
boven: H. Gerlachus (5 jan) leefde als kluizenaar in holle boom bij Houthem
onder: H. Gerlachus te biecht bij abt Erpo
Positie 5 (1898)
boven: Annunciatie/Blijde Boodschap (“ave gratia plena”)
onder: H. Norbertus (6 juni) geboren te Gennep, bisschop v Maagdenburg
Positie 6 (1898)
boven: H. Lucia (13 dec) relikwieën in 17e en 18e eeuw bewaard in crypte
onder: H. Lucia tekst “omnes casti viventes sunt templum spiritus sancti”
(allen die vroom en kuis leven zijn een tempel van de heilige geest)

 

Crypte
Decoratieve glas-in-loodramen (atelierontwerp). Maker onbekend, geplaatst rond 1900

Enkele voorbeelden

contact

Wilt u meer informatie, heeft u vragen of heeft u zelf meer informatie? Laat uw gegevens achter en ik neem zo spoedig mogelijk contact op.

Uw gegevens worden niet opgeslagen op deze website maar uitsluitend gebruikt om contact op te nemen.