Jean of Sjang (Johann, Hubert) Adams (Odenkirchen bij Rheydt, 1899-Weert, 1970) priester, (wand)schilder, beeldhouwer, glazenier, docent, auteur.
Jean Adams groeide op in Beegden, een landelijk kerkdorp aan de Maas bij Roermond. Had innig contact met grootvader Sjang Adams, een landbouwer, die hem leerde naar de natuur en het ouderwetse boerenleven te kijken. Hij bracht hem ook de eerste literaire en culturele interesse bij.
Jean volgde de gymnasiumopleiding aan het Bisschoppelijk College in Weert, de filosofieopleiding op Rolduc en de theologieopleiding (grootseminarie) in Roermond.
Tijdens zijn priesteropleiding raakte hij bevriend met de neogotische beeldhouwer prof. Joseph Thissen (1840-1920) die in Roermond ‘het Atelier voor Kerkelijke Kunst J.Thissen’ had gevestigd. Na diens overlijden in 1920 werd het atelier door zijn zonen Joseph en Chris voortgezet onder de naam beeldhouwatelier Gebrs. Jos. Thissen & Zonen. De contacten met Joseph Thissen en zijn atelier voor kerkelijke kunst stimuleerden de interesse van Jean Adams voor de religieuze beeldende kunst.
Na zijn priesterwijding in 1923 werd Adams meteen benoemd tot leraar in Rolduc. Als voorbereiding op zijn toekomstige aanstelling als tekenleraar studeerde hij achtereenvolgens aan de Katholieke Leergangen in Tilburg, de Rijksacademie van Beeldende Kunsten en het Rijksinstituut voor Teekenleraren in Amsterdam. Aan het Rijksinstituut behaalde hij de MO-akte Tekenen. Tijdens deze studieperiode sloot hij langdurige vriendschappen met kunstenaars als de priester-schrijver Jacques Schreurs, de glazenier René Smeets, de acteurs Albert van Dalsum en Eduard Verkade en de schilder Matthieu Wiegman. Wiegman zette hem op het spoor van de katholieke schilder Paul Cézanne. De postimpressionistische Franse schilder uit Aix-en-Provence werd zijn grote voorbeeld en bracht hem de liefde voor het Zuid-Franse landschap.
In 1927 werd hij, weer terug in Rolduc, tekenleraar. Tevens werd hij actief als schilder en begon met exposities naar buiten te treden. Tijdens zijn lessen bracht hij de leerlingen in contact met de recente ontwikkelingen in met name de Franse kunst en verdedigde hij de moderne kunst.
Samen met Leo Linssen (priester-leraar Nederlands en later één van de oprichters van de Jan van Eyckacademie in Maastricht) organiseerde hij op Rolduc diverse culturele activiteiten, waarbij ook aandacht voor moderne ontwikkelingen. Genoemd kan worden een expositie in 1929 van moderne kunst met werken van Henri Jonas, Charles Vos, Matthieu Wiegman en Jean Adams.
In 1936 wordt Adams kapelaan in het Peeldorp Ospel bij Weert. Hier tekent en schildert hij portretten van de boerenbevolking en exposeert er eigen werk. Daarnaast neemt hij deel aan diverse exposities buiten Ospel.
In 1939 volgt zijn benoeming tot pastoor van het Midden-Limburgse Nunhem. Hij bleef hier tot eind 1952 pastoor en beleefde er zijn mooiste en creatiefste jaren. Voor de Servatiuskerk maakte hij een grote cyclus wandschilderingen en enkele glas-in-loodramen. Voor de culturele verheffing van de inwoners van Nunhem en omstreken richtte hij het culturele centrum ‘het Servaashuis’ en het cultureel genootschap ‘de Servaaskring’ op. Eén van hun activiteiten was de succesvolle expositie in 1946 van Limburgse en Brabantse schilders met deelname van o.a. Harrie Schoonbrood, Henri Jonas, Jan Dijker, Hendrik Wiegersma, Charles Eyck, René Smeets en Jean Adams.
Vrijgesteld van priesterlijke taken ging Adams eind 1952 wonen in een voormalige melkfabriek, omgebouwd tot woning annex atelier, in het kerkdorp Ell bij Weert. Daar bleef hij volop schilderen en zocht hij ook weer contact met de boerenbevolking. In de atelierruimte begon hij een permanente expositie van eigen werk. Ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag werd in Ell een grote overzichtstentoonstelling van zijn werk gehouden.
Al vanaf zijn studententijd hield Adams zich bezig met het vraagstuk van de kerkelijke versus de moderne kunst. Hij vond dat de kerken vol stonden met inferieure oppervlakkige kunst. Het ontbrak aan een echte katholieke cultuur. Hijzelf stond de eerste jaren niet afwijzend ten opzichte van de moderne kunst. Anderzijds werd het werk van Adams door de conservatieve clerus beoordeeld als on-katholiek en on-Limburgs. Voor hem ging het niet om de tegenstelling tussen modern en conservatief maar tussen mensen met en zonder cultuur.
Hoewel hij in zijn eigen werk abstracte elementen gebruikte, stond hij veraf van het moderne expressionisme, eerder was hij een soort ‘middeleeuwse’ kunstenaar die zich sterk verwant voelde met de katholieke kunstenaar Paul Cézanne, Matthieu Wiegman en Rafaël.
Aansluiting met de naoorlogse artistieke avant-garde had hij niet, en wilde hij ook niet. In zijn ogen werd de wereld steeds heidenser en materialistischer en werd in Limburg het Christendom ondermijnd door de moderne kunst.
Van Adams werd wel gezegd dat hij een ‘schilder was van de nostalgie van het platteland’ die met weemoed terugkijkt op de voorbije wereld van het oudlimburgse boerendorp. Paul Haimon, een Limburgse kunstcriticus, schrijver en dichter, en bewonderaar van Jean Adams schrijft dat Adams een belangrijk aandeel heeft gehad in de culturele emancipatie van katholiek Limburg.
Een van Adams’ activiteiten was zijn belangrijke funktie als lid van de Bisschoppelijke Bouwcommissie (BBC) van 1945 tot 1964, waarbinnen hij zich nadrukkelijk manifesteerde met als doel de katholieke kunst & cultuur in Limburg te versterken. Ook pleitte hij voor een zekere artistieke vrijheid van de kerkelijke kunstenaars. Samen met oud-collega Leo Linssen heeft hij de BBC in een meer moderne richting gestuurd. Vanaf halverwege de jaren 50 werd het voor Adams allemaal te modern en nam hij steeds meer afstand van de moderne kunst.

Jos Stassen, ook een Rolduciën, werd zijn opvolger binnen de BBC. Hij stond meer open voor de nieuwe ontwikkelingen binnen de kunsten en de architectuur.
Jean Adams was een markante persoonlijkheid, die zowel lof en bewondering als bittere kritiek en verguizing opriep. Hij laat een omvangrijk oeuvre aan schilderijen en tekeningen na. Vanaf eind jaren 50 ging zijn faam als schilder snel achteruit. Het aantal ontwerpen voor glas-in-loodramen is bescheiden.
Enkele werken:
— Het Barbarabeeld in Thorn (1951)
— Het heilig Hartbeeld in Dieteren (1951)
— Muurschilderingen (1942-’48) en kerkramen (1952) in de Servatiuskerk in Nunhem
— Kerkramen in de HH. Fabianus en Sebastianuskerk in Sevenum (1957)
Lid Kunstenaarsvereeniging Limburg, Culturele Prijs van de provincie Limburg, Ridder in de orde van Oranje-Nassau, Vicevoorzitter van de Voorlopige raad voor de Kunst.
Kerkramen in de Oostelijke Mijnstreek:
— Ramen in de Abdijkerk Rolduc in Kerkrade-Rolduc (1928) samen met René Smeets
— Ramen in de Antonius van Paduakerk in Heerlen-Vrank (1930), niet meer toegankelijk
Bronnen:
Jos Pouls, Ware Schoonheid of louter Praal, Stichting Historische Reeks Maastricht (2002) 267-275
Sef Adams, Jean Adams, Priester en schilder, een beknopte biografische schets van de pastoor van Nunhem van 1939-1952 (website nunhem.nl/geschied/pastoorslijst)