Marianne van der Heijden
Marianne van der Heijden (Kerkrade, 1922-Maastricht, 1998) glazenier, graficus, mozaïekkunstenaar, (wand)schilder, textielkunstenaar.
Na de lagere school in Kerkrade ging Marianne naar de RK HBS voor meisjes (St. Claracollege) in Heerlen. Tijdens de oorlogsjaren studeerde zij in Maastricht aan de Middelbare Kunst Nijverheidsschool (thans: Maastricht Institute of Arts, onderdeel van Zuyd Hogeschool). Zij kreeg les van o.a. Jef Scheffens. In 1941 behaalde ze de akte tekenen en in 1943 slaagde ze voor het eindexamen schilderen en tekenen.
Van 1945 tot 1951 volgde ze aan de Amsterdamse Rijksacademie van Beeldende Kunsten bij prof. Heinrich Campendonk de opleiding monumentale vormgeving.
In 1951 won ze een gedeelde zilveren medaille van de Prix de Rome. (De gouden medaille met de daaraan verbonden studiebeurs werd niet uitgereikt.) Door een subsidie van de Italiaanse regering werd ze in staat gesteld een reis door Italië te maken, waar ze gedurende enkele maanden een cursus volgde aan de mozaïek- academie in Ravenna.
In Amsterdam studeerde ze samen met onder anderen de Limburgers Jef Dieteren, Gène Eggen, Harry op de Laak, Frans Nols, Pieter Defesche, Ger Lataster en Lei Molin. Deze groep jonge Limburgse kunstenaars die tijdens en na WO II naar Amsterdam trokken, wordt de Amsterdamse Limburgers genoemd. De meesten van hen bleven in Amsterdam. Zij vormden een nieuwe generatie, overigens geen collectief, die de vrijheid en de expressie in het schilderen wilden terugbrengen.
Na haar reis door Italië keerde Marianne terug naar haar geboorteplaats Kerkrade waar ze in kasteel oud-Ehrenstein evenals haar collega’s Frans Nols en Jef Dieteren atelierruimte tot haar beschikking had. Vanwege het vele werk dat de opdracht voor de Jezuïetenkapel in Maastricht met zich meebracht verhuisde ze in 1954 naar een atelierwoning in Maastricht.
In de jaren vijftig en zestig voerde ze voornamelijk monumentale kerkelijke en overheidsopdrachten uit, waaronder veel opdrachten voor scholen (mozaïeken, glas-in-loodramen, wandkleden) De onderwerpen, ook voor haar grafisch werk, zijn voornamelijk christelijk-religieus van aard. Marianne maakte toen naam met bijzondere mozaïeken en glas-in-loodramen voor kerken in de regio Zuid-Limburg. Hoogtepunten uit de eerste periode zijn haar eerste opdracht de “Verrezen Christus” (9 m hoog, sgrafittotechniek, 1952) voor de St. Petrus und Pauluskirche in Eschweiler (Dld), de aankleding van de Jezuïetenkapel (1953-’62) in Maastricht en de zes grote glas-in-loodramen, een cyclus over het leven van Christus, in de Lambertuskerk in Kerkrade (1956-’63).
De zeer omvangrijke opdracht voor de Jezuïetenkapel/Canisianum (thans: studiezaal Universiteit Maastricht) hield niet alleen in het vervaardigen van acht kleine glas-in-loodramen, maar ook en vooral het aanbrengen van mozaïekafbeeldingen op de triomfboog en in de zeven boogvormige nissen van de apsis.
Voor het vervaardigen van de glas-in-loodramen werkte ze samen met het glasatelier Gerard Mesterom in Bunde en het atelier Hubert Felix in Maastricht.
In haar ramen is de invloed van Heinrich Campendonk duidelijk aanwezig; de decoratieve werkwijze, het grafisch loodgebruik en aanvankelijk het achterwege laten van het gebruik van grisaille. In haar latere ramen gebruikt ze echter wel grisaille om te detailleren en tekening (hulploodlijnen) aan te brengen zoals in de Lambertuskerk in Kerkrade of slechts spaarzaam zoals in de Fatimakerk in Brunssum.
Rond 1970 treedt er een grote omslag op in haar artistieke werkzaamheden. Opdrachten neemt ze nauwelijks meer aan. Ze legt zich volledig toe op vrij werk: kleurenlino’s, (kleur)etsen, aquarellen, achter-glas-schilderingen. Met haar grafisch werk oogst ze veel succes. Bovendien breekt ze radicaal met de christelijke iconografie, haar eigen geestes- en gevoelsleven komen nu als thema centraal in haar werk te staan. Deze omslag past in de tijdgeest van ontkerkelijking en emancipatie. Vanaf halverwege de jaren 80 maakt ze veelal abstract werk en papiercollages.
Na het overlijden in 1994 van haar levensgezel de karmeliet Bruno Borchert maakte ze pastels over de laatste levensfases van de mens. Door het overlijden van Bruno Borchert met wie ze sinds 1972 had samengewoond, werd ze steeds depressiever en stapte ze in 1998 vrijwillig uit het leven.
Veel van haar werken zijn onder meer opgenomen in de collecties van het museum Van Bommel van Dam in Venlo, het gemeentemuseum Roermond, het Bonnefantenmuseum in Maastricht en in de bedrijfscollecties van het ABP, DSM, Océ Kunstbezit en MUMC+ (Maastricht Universitair Medisch Centrum).
Verder zijn een twaalftal glas-in-loodramen uit de voormalige ziekenhuiskapel in Kerkrade geschonken aan Museum Schloß Moyland in Bedburg Hau (Dld, nabij Kleve).
In het promotieonderzoek van Lies Netel (2017) stond de vraag centraal hoe het kon gebeuren dat de talentvolle Marianne van der Heijden die in Limburg een bekende kunstenares was, niet in de overzichten van de Nederlandse kunst voorkomt.
Kerkramen in de Oostelijke Mijnstreek:
ramen in de St. Lambertuskerk in Kerkrade-Centrum (1956-’63)
ramen in de Onbevlekt Hart van Mariakerk/Fatimakerk in Brunssum (1961-’63)
Bronnen:
Lies Netel, De Nalatenschap van Marianne van der Heijden (1922-1998), de stem van een ongekende kunstenares (Hilversum, 2020)
Website Kerkgebouwen in Limburg/kunstenaars/marianne van der Heijden
Carine Hoogveld (eindred), Glas in Lood in Nederland 1817-1968 (Den Haag, 1989) 250
Kerkradewiki.nl/kerkrade/van der heijden marianne
nl.wikipedia.org/wiki/marianne van der heijden